top of page

Remco Campert  Getypte brief aan Simon Vinkenoog.

 

Gedateerd: ‘14 Januari ’54’. 331 x 186 mm. Een blad. Alleen recto. Gesigneerd: ‘Remco’. 54 regels. Hap uit bovenzijde. Perforatiegaatjes onderin. Knipsel in rechterbovenhoek. Tweemaal gevouwen.

 

Fenomenale brief van een Vijftiger aan de andere. Na een polemiek met Vinkenoog in Het Parool zoekt Campert weer toenadering tot zijn vriend. Hij schrijft dat hij bij zijn standpunt blijft, maar dat hij zich misschien te grof heeft uitgedrukt. Hij complimenteert Vinkenoog vervolgens met zijn nieuwe dichtbundel Heren zeventien (1953) en deelt opgetogen mee dat hij voor duizend gulden van minister Cals een gedicht mag schrijven.

 

‘Niet dat ik nu terug wil krabbelen, want in het algemeen ben ik het nog wel met mezelf eens, maar er stonden nog al brute dingen in, die mij spijten. Zoals de laatste regel, die nergens op slaat en eveneens dictator in spe, dat mij nu ook nogal onzinnig voorkomt.’

 

‘Maar het lijkt mij soms te makkelijk, omdat je op die manier....nee, wat wou ik nu weer zeggen, ik weet het niet meer, al dat gezeur van ons. Laten we het hier maar bij laten ik vind bijna alles belangrijker, vrouw en sigaret en gedichtjes. Ik hou mijn voornaamste grieven dus wel vol, maar wat geeft dat, we zijn tenslotte geen minnaars.’

 

‘Nu, ik moet naar het feest. Hartelijke groeten van mij en van freddy, heus.’

 

Gepubliceerd in De Parelduiker (2015), jaargang 20, nummer 4, pagina 126-127. Met twee knipsels van de polemische artikelen van Campert en Vinkenoog.

 

Dit is de enige overgeleverde brief in de correspondentie Campert-Vinkenoog die zich niet in de collectie van het Literatuurmuseum bevindt.

Brief van Campert aan Vinkenoog

€250.00Price
    bottom of page